Opdrachten in de klas
WIEDEEDHET gaat over vragen stellen en proberen die zelf te beantwoorden. Over goed opletten en verder kijken dan je neus lang is. We zijn allemaal detectives en de aanwijzingen liggen in deze voorstelling voor het oprapen. Om al deze aanwijzingen goed mee te krijgen moet je goed kijken. En laat dat iets zijn wat heel belangrijk is als publiek.
Als je naar het theater gaat, dan staan er acteurs op het toneel. Het vak van acteur is niet makkelijk. Veel acteurs moeten eerst auditie doen. Hiermee bewijzen zij dat zij geschikt zijn voor een rol, voordat ze worden aangenomen. Publiek zijn mag je altijd. Je hoeft geen auditie te doen om publiek te zijn. Maar dit keer wel! Pas als je hebt laten zien dat je goed kan kijken, je in staat bent om verder te kijken dan je neus lang is en niets jou ontgaat, pas dan mag je naar de voorstelling komen en ben je echt klaar voor het theater!
Als je met de klas alle opdrachten hebt doorlopen mogen jullie het ‘’Super scherpe theater kijker’’ certificaat tekenen en zijn jullie klaar om als getraind theaterkijker naar de voorstelling te komen!
OPDRACHT: ZIE JIJ HET?
Duur: 10min
Als echte theaterkijkers moeten we goed opletten. We moeten alles in ons op kunnen nemen. Goed kijken, net als een detective. De eerste opdracht is een leuke oefening die je met de hele klas kan doen. Deze oefening gaat over goed kijken! Niet alleen de detective moet alles goed in de gaten houden, maar ook alle andere leerlingen moeten met aandacht naar elkaar kijken. Elk detail telt: iets dat bij theater erg belangrijk is.
Laat alle leerlingen in een grote kring staan (als dat niet mogelijk is kriskras door het lokaal). Jij als leerkracht wijst één leerling aan die de detective is. De detective gaat de gang op en wacht tot jij de detective terugroept. Ondertussen kies je één leerling uit die de leider mag zijn. De rest zijn volgers. De leider gaat langzaam verschillende bewegingen achter elkaar doen en de volgers doen dit zo precies mogelijk na zodat je bijna niet ziet wie de leider is, alleen als je heel goed kijkt. (Het werkt het beste als de bewegingen simpel zijn en de leider deze heel langzaam uitvoert, zodat de volgers meteen mee kunnen doen. Anders ontstaat er in ‘’echo’’ in de beweging en we willen het de detective zo moeilijk mogelijk maken). De detective gaat vervolgens in het midden van de kring staan (of mag door het lokaal lopen als de leerlingen kriskras staan) en probeert erachter te komen wie de leider is. De detective mag 3 keer raden.
Dit kan je een paar keer herhalen met verschillende detectives.
OPDRACHT: ZOEK DE VERSCHILLEN
Duur: 10min
Als theaterkijker moeten we zo goed kijken dat we elk detail meekrijgen. Want elk klein moment, elk detail in de voorstelling kan een belangrijke hint zijn voor het verhaal. Zie jij elk detail? Test het met deze opdracht.
De opdracht is op twee verschillende manieren uit te voeren. Kies de variant die jou het leukst lijkt, of doe ze allebei!
- De leerling maken tweetallen en spreken af wie nummer 1 is en wie nummer 2 is. Nummer 1 en 2 gaan tegenover elkaar staan en bekijken elkaar heel goed. Dan doet nummer 1 de ogen dicht en gaat nummer 2 iets aan zichzelf veranderen (een mouw opstropen, veters los, pluk haar achter oren, armbandje aan andere arm, broekspijp omslaan.) Nummer 1 doet de ogen weer open op teken van de leerkracht en gaat raden wat er veranderd is. Draai hierna de rollen om. Laat daarna alle nummers 1 een nieuwe nummer 2 zoeken en herhaal dit een paar keer.
- Hetzelfde principe maar dan met de hele klas. Je kiest één leerling die voor de klas komt staan. De leerling bekijkt de klas/klasnoten heel goed en gaat dan naar de gang. De rest van de klas gaat iets veranderen, bijvoorbeeld twee leerlingen wisselen van plek, er worden spullen verplaatst. De leerling op de gang komt terug en moet raden wat er verandert is. Dit kan je een aantal keer herhalen met verschillende leerlingen.
OPDRACHT: BIZARRE VERHALEN
Duur: 20 min
Als theater kijker heb je niet alleen je ogen nodig, maar moet je ook je oren goed gebruiken. In de teksten die de acteurs uitspreken zitten vaak belangrijk hints over het verhaal van de voorstelling. De volgende twee opdrachten gaan niet over kijken, maar over luisteren. Én over je eigen fantasie gebruiken..
Ken je van die verhalen die bijna te bizar zijn om echt waar te zijn? Omdat er iets heel raars gebeurd, of omdat het op een hele gekke plek afspeelt, omdat er een beroemd persoon in voorkomt of omdat niemand gelooft dat jou dit overkomen is.
Verdeel de leerlingen in tweetallen. Ze mogen straks per tweetal voor de klas één verhaal vertellen. Dit verhaal moet een verhaal zijn dat bijna te bizar is om echt waar te zijn. Een bizar verhaal dat ze zelf hebben meegemaakt, of gehoord hebben van iemand die ze kennen of… Een bizar verhaal dat verzonnen is.
Na elk verhaal laat je de rest van de klas stemmen of dit verhaal waargebeurd of verzonnen is.
Let op! Het helpt de leerlingen vaak om een voorbeeld te horen van een bizar verhalen. Als leerkracht kan je de opdracht introduceren door zelf een verhaal te vertellen…
‘’Wisten jullie dat ik een keer de koningin heb ontmoet. Ik ging met een vriend uiteten in een hele deftige tent waar je heel lekker kan eten. Midden in het restaurant stond een tafeltje met allemaal bewakers eromheen. Toen ik goed keek zag ik dat de koning en de koningin daar zaten te eten! Toen ik naar de wc ging na het eten stond de koningin daar haar make up bij te werken. Ik wist niet wat ik moest zeggen! Ze zei dat ik een mooi jasje aan had en vroeg waar ik die gekocht had. Ik werd er zo zenuwachtig van dat ik bijna niet kon antwoorden… Wie denkt er dat dit verhaal echt waar is? ‘’
Vertel van te voren dat de leerlingen van elkaar gaan raden of het verhaal waargebeurd is en dat de verhalen daarom niet TE bizar moeten zijn. Het publiek (de rest van de klas) moet het kunnen geloven.
- EXTRA
Kan je zien aan iemand dat een verhaal verzonnen is? Noem een voor een de verschillende ‘’kenmerken’’ op en laat de leerlingen één hand in de lucht steken als ze denken dat het bij ‘’een verhaal verzinnen’’ hoort en twee handen als het bij ‘’de waarheid spreken’’ hoort.
Stotteren (verzinnen)
Stevig op je voeten staan (waarheid)
Veel uhm zeggen (verzinnen)
Aan je kleren friemelen (verzinnen)
Duidelijk vertellen (waarheid)
Onrustig om je heen kijken (verzinnen)
Te veel onbelangrijke details vertellen (verzinnen)
Rustig vertellen (waarheid)
Oogcontact maken met de ander (waarheid)
Onrustig om je heen kijken (verzinnen)
Hebben we deze kenmerken gezien in de verhalen net? Misschien wilt een leerling diens verzonnen verhaal nog een keer vertellen? Maar nu zoveel mogelijk als waarheid!
OPDRACHT: HET LOCATIE MYSTERIE
Duur: 20min
Bij een goed mysterie is het belangrijk dat er een onverwachtse gebeurtenis wordt opgelost. Er gebeurt iets raars en het publiek (of de luisteraar) wordt door de acteurs meegenomen in hun zoektocht naar de oplossing.
Ga samen met de klas aan de slag om zelf een mysterie verhaal te maken. Je kan er voor kiezen om het verhaal met heel de klas gezamenlijk te bedenken of de klas in vijf verschillende groepjes te verdelen en ieder groepje één mysterie verhaal te laten bedenken.
Per verhaal krijg je een locatie (de plek waar het verhaal afspeelt, of in ieder geval begint), en vreemd voorwerp dat gevonden wordt op die locatie.
Wat je zelf gaat bedenken is: Hoe komt dat voorwerp daar? Wie heeft het voorwerp daar neergelegd?
Per verhaal moet de locatie en het voorwerp in het verhaal zitten:
- De kapstok – een koffiemok
- Het schoolplein – een schilderij
- Het klaslokaal – een nep muis
- De speelzaal – een vogelkooi
- Het keukentje - een rolstoel
Als je per groepje hebt gewerkt: laat de leerlingen aan het einde de verhalen aan elkaar presenteren! Dit kan door het te vertellen, maar ze kunnen het verhaal bijvoorbeeld ook uitspelen.