Terug in de klas

Om de theaterervaring helemaal compleet te maken is het vaak waardevol om de voorstelling met de leerlingen na te bespreken.

Wat hebben ze gezien? Waar ging het over? Hebben de leerlingen zelf weleens meegemaakt dat iets anders was dan dat het leek? Je kan onderstaande stappen en vragen gebruiken om de voorstelling na te bespreken. Om de leerlingen te helpen om echt tot de kern te komen is het vaak fijn om goed door te vragen, onderaan staan wat ‘’doorvraag vragen’’ die je als inspiratie kan gebruiken.

 Start het gesprek met het kort terughalen van de voorstelling:

• Wat hebben we gezien?
• Wat voor decor was er? (Welke spullen stonden er op het toneel?)
• Welke personages waren er? Over wie ging het toneelstuk?
• Wat deden die personages? Wat gebeurde er?

Thematisch:

• Waar ging de voorstelling over?
• Welke boodschap zat er in de voorstelling? Wat denk je dat de makers van de voorstelling ons wilde vertellen?
• Welke vragen heb je over de voorstelling?

Eigen belevingswereld

Je kan een van de twee kopjes gebruiken, allebei, of een paar vragen kiezen de je zelf interessant vind of waar je nieuwsgierig naar bent. (En natuurlijk eigen vragen toevoegen!)

 Over vragen stellen:

• Wanneer is het goed om vragen te stellen?
• Wanneer mag je geen vragen stellen?
• Op welke vraag weet niemand het antwoord?
• Op welke vraag weet iedereen het antwoord? Hoe komt dat? Is dat zo?
• Op welke vraag zou je het antwoord graag willen weten?

Over dingen die niet zijn wat je denkt dat ze zijn:

• Kan een verhaal spannend zijn als je al weet hoe het gaat eindigen?
• Wanneer zijn dingen anders dan dat ze in het begin lijken?
• Kan een persoon anders zijn dan dat je in het begin denkt? (Heb je dat wel eens meegemaakt? Wanneer?)
• Wanneer is het leuk als iets anders blijkt te zijn dan dat je dacht? Wanneer niet?

Doorvraag vragen:

Hoe weet je dat zo zeker? Waarom? Zou het ook anders kunnen zitten? Is dat altijd zo? Kun je een voorbeeld geven? Geldt dat voor alles? Is iedereen het daarmee eens? Wanneer heb je dat zo ervaren? Is dat zo? Hoe komt dat? Waar/wanneer zie je dat?

>> Variatie: Kunnen de leerlingen ook bij elkaar doorvragen? In plaats van dat jij als leerkracht ‘’doorvraagt’’, geef de leerlingen de mogelijkheid om aan elkaar vragen te stellen. Verdeel de leerlingen in tweetallen. Leg uit dat een van de twee de ‘’prater’’ is en de ander de ‘’ vrager’’. Leg uit wat doorvragen is en geef een aantal voorbeelden. Jij stelt als leerkracht de hoofdvraag, bijvoorbeeld: ‘’Kan een verhaal spannend zijn als je al weet hoe het gaat eindigen?’’. De prater gaat de vraag beantwoorden tegen de vrager en de vrager gaat goed luisteren en doorvragen. Bespreek kort wat antwoorden met elkaar én hoe het was om door te vragen? Ging dat makkelijk? Was het zoeken? En kreeg het antwoord meer vorm door het doorvragen?